"Jezus Christus"

Jezus Christus Koning David, zelf een voormalige herder, begint deze Psalm met: "De Heer is mijn herder", en stelt zichzelf onmiddellijk als een schaap in de zorg van Jezus Christus (die hetzelfde wezen is als de Heer van het Oude Testament - zie Johannes 1 :1-3, 14 en Hebr. 1:2). Deze analogie van Christus als herder en Zijn uitverkorenen als schapen, wordt versterkt in verschillende schriftgedeelten, vooral in Johannes 10, Johannes 21:15-17 en Hebreeën 13:20. De herder is de verzorger en beschermer van zijn kudde. De schapen zijn hulpeloos zonder hem. Evenzo is het menselijk bestaan ​​slechts een zondige, vleselijke ervaring zonder God in ons leven (Johannes 5:30; Rom. 8:6-11). Verdergaand met: "Ik zal niet willen", geeft David hier aan dat hij als een schaap onder de hoede van Christus ervan overtuigd was dat het hem aan niets zou ontbreken. Dit gevoel wordt herhaald in Psalm 34:9-10, en geeft duidelijk Davids begrip aan met betrekking tot het op de eerste plaats stellen van God en Gods weg in zijn leven (zie Mattheüs 6:25-34). Hij schrijft verder: "Hij laat me neerliggen in groene weiden: hij leidt me langs de stille wateren." Zowel de "groene weiden" als "stille wateren" duiden op een gezegende overvloed, wat de voordelen van een door God geleid leven verder illustreert. Psalm 23:3 begint: "Hij herstelt mijn ziel." David begreep dat hij een zondaar was, maar ook dat Christus hem had verlost en hem na bekering zou blijven herstellen. Psalm 51 is een goed voorbeeld van Davids begrip van berouw en vergeving. Best Sellers in Kindle Store Uit persoonlijke ervaring wist David dat de herder af en toe zijn kudde door verraderlijk terrein moest leiden, en daarom schrijft hij (als de schapen): "Ja, hoewel ik door de vallei van de schaduw des doods loop, zal ik geen kwaad vrezen: want U bent bij mij; Uw stok en Uw staf, zij troosten mij.” Nogmaals, David had volledig vertrouwen in God en Zijn manier - Hij had geen angst, zelfs niet in de "schaduw des doods". De staf en de staf zijn de werktuigen van de herder en worden gebruikt om het pad van de schapen te leiden en te corrigeren - ongeveer op dezelfde manier waarop God ons pad vaak moet leiden en af ​​en toe corrigeren. Dit troostte David. Paulus geeft in 2 Timoteüs 1:7 aan dat deze denkwijze alleen van God komt: “Want God heeft ons geen geest van angst gegeven; maar van kracht, en van liefde, en van een gezond verstand.” Zelfs onder vijanden had David het volste vertrouwen: “U bereidt een tafel voor mij in het bijzijn van mijn vijanden: U zalft mijn hoofd met olie; mijn kopje loopt over.” Hij begreep de beloften van zegeningen en bescherming (Efeziërs 3:20; Lukas 11:9-13; vergelijk echter met Jakobus 4:1-3). Tot slot, David wist dat zolang hij Christus zou volgen, "... goedheid en barmhartigheid mij zullen volgen al de dagen van mijn leven." Hij zag ernaar uit om te regeren (opnieuw als Koning van Israël; zie Ezech. 34:23-24) in het koninkrijk van God: “en ik zal voor eeuwig in het huis des Heren wonen.”